Werking verkeerslichten
Naast de normale verkeerslichten, zijn er nog een aantal andere verkeerslichten. Bijvoorbeeld tram- en buslichten, overweg- en bruglichten en rijstrooklichten.
Driekleurige verkeerslichten
Dit zijn de verkeerslichten die je in het dagelijks verkeer het meest tegenkomt. Ze staan op grotere kruispunten en bestaan uit de kleuren rood, geel (in de volksmond ‘oranje’ genoemd) en groen.

Verkeerslicht alle richtingen

Verkeerslicht voor linksaf

Verkeerslicht fietsers en bromfietsers
De lichten kunnen zijn vormgegeven als een rondje, maar ook als een richtingspijl of een ander symbool zoals een fiets. Het verkeerslicht geldt in die laatste gevallen alleen voor de aangegeven richting, of voor bestuurders van de aangegeven voertuigen. Hierbij kan een fietssymbool ook gelden voor een snorfiets, bromfiets, speedpedelec en gehandicaptenvoertuig. Dit is afhankelijk van de plek waar het verkeerslicht staat.
De betekenis van de kleuren is als volgt:
- Rood
Stop. Doorrijden is verboden. - Geel
Stop. Tenzij je het verkeerslicht zo dicht genaderd bent dat stoppen niet meer lukt. Dan mag je doorrijden. - Groen
Doorrijden. Niet doorrijden terwijl dit wel kan, is verboden. - Knipperend geel licht
Het verkeerslicht is buiten werking. Nader het kruispunt voorzichtig. Nu gelden de verkeersborden en tekens die de voorrang regelen weer.
Rechtsaf bij rood licht
In sommige gevallen is er onder of naast het verkeerslicht een bord geplaatst met de tekst:
- Rechtsaf voor fietsers vrij
Hierbij mogen fietsers én snorfietsers rechts afslaan, ook bij rood licht. - Rechtsaf voor (brom)fietsers vrij
Hierbij mogen fietsers, snor- en bromfietsers en speedpedelecs rechts afslaan, ook bij rood licht. Maar brommobielen niet!
Zij moeten in dat geval iedereen die groen heeft wel voor laten gaan.

Fietsers, brom- en snorfietsers mogen hier rechts afslaan door rood.

Alleen fietsers en snorfietsers mogen hier rechts afslaan door rood.
Verkeerslicht met een pijl of een rondje
Afhankelijk van het kruispunt kan de vorm van de lampen van het verkeerslicht verschillen. Soms is dit een richtingspijl, soms een rondje. Bij grotere kruispunten met meerdere voorsorteervakken vind je vaker lampen in de vorm van richtingspijlen. Bij kleinere kruispunten zonder voorsorteervakken vind je vaker lampen in de vorm van een rondje.

Wil je rechtsaf of linksaf bij een verkeerslicht met een ronde lamp, dan kan er tegemoetkomend verkeer of naast jou rijdend verkeer tegelijk groen hebben. Er blijven dan twee regels gelden:
- Rechtdoorgaand verkeer gaat voor afslaand verkeer op dezelfde weg.
- Bestuurders die rechts afslaan gaan voor op bestuurders die links afslaan.
Vaak is dit aangegeven met een bord onder de verkeerslichten.

Als jij rechts afslaat bij groen licht moet je rechtdoorgaand verkeer voor laten gaan.

Als jij links afslaat bij groen licht moet je tegemoetkomend en rechtdoorgaand verkeer voor laten gaan.

Wil je rechtsaf of linksaf bij verkeerslichten met een pijl-vormige lamp, dan krijg je niet te maken met tegemoetkomend verkeer of naast jou rijdend verkeer. Je kunt dan ongehinderd links of rechts afslaan.
Overweglichten
Deze lichten bestaan uit twee rode lampen die uit zijn als er geen trein nadert en omstebeurt knipperen als er wel een trein nadert. In dat geval ben je verplicht om te stoppen.
De automatische knipperlichtinstallatie (AKI) is bijna niet meer te vinden in Nederland. Het verschil met de huidige overweglichten is dat er een witte lamp knippert zolang er geen trein aankomt. Zodra er een trein nadert, gaat de witte lamp uit en gaan de rode lampen knipperen.
Rijd nooit door als de rode lichten branden. Ook niet als je denkt dat de overweg kapot is, de slagbomen open zijn en er geen trein aankomt.

Ook als de overwegbomen nog niet gesloten zijn, moet je stoppen voor de rode overweglichten. Je mag pas weer gaan rijden als de lampen uit zijn.

Op sommige plekken vind je nog oude overweglichten (AKI’s). De witte lichten geven aan dat er geen trein nadert.
Bruglichten
Bruglichten bestaan uit één of twee rode lampen die uit zijn als de brug dicht is en het verkeer eroverheen kan. Gaat de brug open, dan branden of knipperen (bij twee lichten) deze rode lichten en moet je stoppen.
Tram- en buslichten (negenoog)
Deze verkeerslichten bestaan uit maximaal negen ronde lampjes in een vierkant vlak. De bovenste en onderste rij lampjes is wit, het middelste lampje is geel en de twee lampjes links en rechts daarnaast zijn rood.

Linksaf vrij

Rechtdoor vrij

Rechtsaf vrij

Stoppen indien redelijkerwijs mogelijk

Stoppen
Trams en autobussen die gebruik maken van de strook waarvoor deze negenoog geldt, moeten deze lichten volgen.
Geel knipperlicht
Om te waarschuwen voor een gevaarlijk punt wordt soms een enkel geel knipperlicht gebruikt. Deze kan bijvoorbeeld waarschuwen voor een voetgangersoversteekplaats of een overweg. Afhankelijk van de situatie kan het slim zijn vast je snelheid te verminderen.
Rood knipperlicht
Er zijn ook rode lampen die aangeven dat je voorbij een kruispunt een gesloten overweg of geopende brug nadert. Deze rode lampen geven aan dat je niet door mag rijden in de richting die is aangegeven. Deze kruispunten hoeven verder niet geregeld te zijn door verkeerslichten. De rode lampen zijn bedoeld om een opstopping op het kruispunt zelf te voorkomen.

Het gele knipperlicht waarschuwt voor de gesloten overweg verderop.

Het rode knipperlicht geeft aan dat je hier moet stoppen als je naar links wilt afslaan. De overweg is gesloten. Als je door zou rijden blokkeer je het kruispunt.
Voetgangerslicht
De meeste voetgangerslichten bestaan uit een rode en een groene lamp in de vorm van een voetganger. Bij sommige voetgangerslichten is de rode lamp vervangen door een gele, in de vorm van een driehoek met een uitroepteken.
De kleuren van het voetgangerslicht betekenen:
- Groen licht
Voetgangers mogen oversteken. - Groen knipperend licht
Voetgangers mogen nog oversteken. Het rode licht verschijnt snel. - Rood licht
Voetgangers mogen niet meer beginnen met oversteken. Voetgangers die al aan het oversteken zijn moeten zo snel mogelijk doorlopen. - Geel knipperend licht
Voetgangers mogen oversteken maar moeten het overige verkeer voor laten gaan. Het oversteken is op eigen risico.

Voetgangerslicht groen

Voetgangerslicht geel

Voetgangerslicht rood
Rijstrooklichten
Dit zijn de lichten op elektronische signaleringsborden. Deze vind je op steeds meer plekken boven de rijstroken van autowegen en autosnelwegen. Met deze lichten kunnen verschillende tekens weergegeven worden.

Maximumsnelheid
Op de rijstrook mag je niet harder rijden dan de aangegeven maximumsnelheid. Dit is geen adviessnelheid. Daarnaast betekent het ook dat de rijstrook gebruikt mag worden. In geval van een wijzigende snelheid (bijvoorbeeld bij filevorming) wordt de snelheid vaak gecombineerd met gele knipperende lampen op het bord.

Groene pijl
De rijstrook mag worden gebruikt.

Witte pijl
Vooraankondiging rood kruis, de rijstrook moet zo snel mogelijk vrijgemaakt worden. Vaak gecombineerd met gele knipperende lampen op het bord.

Rood kruis
De rijstrook mag niet worden gebruikt, behalve tijdens noodgevallen. Je kunt dit zien als een vluchtstrook.

Het woord ‘BUS’ of ‘LIJNBUS’
De rijstrook mag slechts gebruikt worden door bestuurders van een lijnbus. In geval van het woord ‘BUS’ ook door de bestuurder van een autobus.

Verkeersbord F-9
Einde van alle, op een elektronisch signaleringsbord aangegeven, verboden. Vanaf hier gelden weer de normale regels.
Andere (waarschuwings)borden
Ook andere borden kunnen op elektronische signaleringsborden voorkomen. Meestal zijn dit waarschuwingsborden. Hierdoor weet je als bestuurder waarom de maximumsnelheid omlaag gaat of waarom een rijstrook is afgesloten.

J-33
Filevorming

J-34
Ongeval
(c) Rijkswaterstaat
Een rood kruis boven de weg staat er nooit voor niets. Als er een rood kruis boven de rijstrook staat mag je die rijstrook niet gebruiken. In de bovenstaande film wordt uitgelegd wanneer er een rood kruis gebruikt wordt.